De auto draai ik langzaam naar achteren op de parkeerplaats achter ons hoofdgebouw. De dieselmotor zwijgt na twee seconden nog wat te hebben geprutteld. Voordat ik uitstap luister ik nog even naar het radiojournaal. Op zo’n dertig meter voor me zie ik een bekende. Deze vriendelijke man woont al jarenlang bij ons. Hij is graag buiten, lopend of fietsend op een oude racefiets. Zijn broekspijpen altijd fier in de sokken gestopt. Hij heeft het vaak druk met het zoeken naar spullen. Spullen die voor hem van waarde zijn. Niet dat hij alles bewaart, het gaat vaak om iets anders. Ze trekken aan hem en lijken hem te roepen. Hij kan het niet weerstaan, schiet ze vaak te hulp en geeft ze betekenis.
Zo zie ik hem met een rugtas op zijn rug, naar een afvalbak lopen die aan de rand van het parkje staat. Hij kijkt erin, pakt er iets uit en loopt verder met een plastic flesje als een trofee in zijn hand. Hij aait er zachtjes over. Na een paar meter steekt hij de straat over, kijkt naar een nummerbord van een geparkeerde auto, loopt om de auto heen en bekijkt ook het nummerbord aan de achterkant. Hij loopt weer door maar keert snel weer om; hij is nog niet klaar. Hij ziet een papiertje liggen naast het voorwiel, pakt het op en loopt weer terug naar de afvalbak. Eerst lijkt hij het papiertje weg te gooien maar in plaats daarvan vouwt hij het uit en legt hij het naast de afvalbak op de grond. Het flesje legt hij er zorgvuldig op. Hij vervolgt zijn weg, passeert mensen maar lijkt ze niet te zien. Hij wrijft in zijn handen en keert weer terug naar de afvalbak om daar vervolgens, met gestrekte knieën, voorover te buigen over het papiertje en het flesje.
Het flesje neemt hij in de hand en uit de afvalbak haalt hij een ander stukje afval wat hij nu ook naast de bak op de grond neerlegt. Hij doet het allemaal geconcentreerd en zorgvuldig. Met het flesje in de hand loopt hij nu plots het parkje in; ook daar stopt hij bij een afvalbak. Hetzelfde ritueel: zoeken, iets bekijken en terugbrengen naar wat ik als een altaartje begin te zien. Het flesje gaat in de rugtas. Hij vervolgt zijn reis maar lijkt als een elastiek verbonden aan de afvalbak en zijn zelfgecreëerde plekje ernaast. Hij komt niet verder dan een meter of twintig en keert dan weer terug, zijn rituelen herhalend. Er vormt zich een stapeltje met gevonden voorwerpen, keurig gerangschikt.
De kou trekt in de auto en het versterkt het ongemakkelijke gevoel dat me bekruipt hem zo in zijn patronen rondom de afvalbak te volgen. Toch blijf ik kijken; alsof ik het wil begrijpen. Dat herhalen, de magie van weggegooide voorwerpen, ze opnieuw rangschikken alsof hij ze een waardig afscheid wil geven. Na een lange vijftien minuten loopt hij plotseling met ferme tred dwars door het parkje. Hij lijkt zich te hebben losgemaakt van zijn plek en hij verdwijnt uit zicht. Maar niet uit beeld.
Laatste reacties