Wiebelend van het ene been op het andere, legt hij uitvoerig uit wat er allemaal te zien valt in zijn kamertje. Zijn bed is opgeklapt tegen de muur, de muren hangen vol met tekeningen, foto’s en prentjes. Zijn trots is een zelfgemaakte tekening van een van de medewerkers, het is een impressionistische weergave, zo maak ik op. Hij wil me graag spreken, want ‘het is hier niet meer zo als vroeger’ en riep mij zijn kamer in. ‘Er lopen steeds meer mensen hier die niet goed bij hun hoofd zijn en ook verslaafd, terwijl ik geen druppel drink, ja vroeger wel, maar dat is toch geen zonde?’ Hij kent het huis goed, ‘mijn vader zat hier namelijk ook al’ vertelde hij, terwijl hij zorgvuldig een grijze lok van zijn haar op zijn plaats legde. ‘Dat gaf hem toch wel enige rechten?’ Ik knikte begrijpend en liep achterwaarts de kamer uit, de lege grijsgroene gang op. Tussen de zinnenprikkelende inrichting zag ik in mijn ooghoek dat de kieren van de laden van de enige kast in zijn kamer waren volgepropt met papiertjes. Heimelijk hoopte ik dat hij hier zijn wensen en gebeden op had geschreven.
Nog geen drie meter verder riep een andere bewoner me binnen. De man, begin vijftig, tanig en voorzichtig bewegend, sloot zorgvuldig de deur achter me. Nadat mijn ogen waren gewend aan de duisternis zag ik dat zijn kamer groter was dan van zijn buurman en uitkeek op de tuin. De herfst toonde zich in vol ornaat, de bladeren vormden een zachte deken op het gras, het groen had zich verstopt. We bleven staan, ook hij wiebelde zachtjes heen en weer, de cadans van medicijnen. Hij keek langs me heen naar een denkbeeldig punt op de muur en vertelde dat hij en zijn broer het hier goed hadden. “Hoewel ik meer geef om mijn broer dan hij om mij.’ Lachte hij met een zachte, ironische glimlach. “Ik vermaak me hier wel, soms ben ik beetje baldadig, maar meestal niet.’ Hij drukte zijn brandende sigarettenpeuk met draaiende bewegingen uit in zijn handpalm. Het restje hield hij in zijn vuist. ‘Weet u, ik leef sinds kort weer’ met interesse wachtte ik zijn de rest van het verhaal van zijn wedergeboorte af. ‘Ik heb aan de begeleiding mijn verhaal kunnen vertellen, ik ben als jongen misbruikt door een Pater. Het luchtte op het te vertellen; vanaf die dag leef ik weer.’
De stilte vulde de kamer. De bruingrijze takken van de boom zwiepte lang zijn raam. Nog even en dan laat het groen zich weer zien.
Tichelaar blijft een verzameling mooie mensen.
Geplaatst door: Martin D | 04/28/2014 om 09:53 nm